Afbeelding
Een nieuwe takkenwal ligt klaar om verhakseld te worden
Johan Van Meerbeek

Beheerdag op de Koeheide - april 2025

23 apr 2025
Categorieën
Lokaal nieuws
Organisatie

De weervrouw/man/x voorspelde voor vandaag meer dan 20 graden Celsius. Bovendien is het al weken kurkdroog. Het grondwaterpeil staat vrij laag, zelfs na de kletsnatte vorige 2 jaren. De vorig jaar aangeplante grote tijm kan nu misschien op adem komen, want dit is een droogte- en warmteminnende soort.

Een verslag door Johan Van Meerbeek

Afbeelding
Snoeiwerk op de koeheide

Johan Van Meerbeek

We verzamelden met 7 getrouwen weer eens op perceel De Helling, waar nog altijd veel moet opgeruimd worden na het Groot Heroïsch Werkweekend. Aan de meest zuidelijke kant werd bovendien nog opschot van struiken verwijderd om meer open ruimte te creëren. Opnieuw is er ter hoogte van de ingang een grote stapel snoeihout verzameld om binnenkort te laten verhakselen

Daar is de lente, daar is de zon,

bijna, maar ik denk dat ze weldra zal komen,

de Phallus impudicus staat al in bloei,

en de blaadjes krijgen bomen.

Jan De Wilde sloeg met dit lied de bal wel volledig mis, zijn mycologische kennis slaat nergens op: Phallus impudicus is namelijk de wetenschappelijke naam van de grote stinkzwam en die 'bloeit' vanaf de late zomer tot de herfst en dus niet in de lente. Of had hij het over een andere phallus?

Het lied vervolgt:

Mijn vrouw en mijn kat zijn allebei krols,

het valt mij moeilijk ze rustig te houden.

Tja, van lentekriebels gesproken!

De blaadjes krijgen inderdaad al bomen: de vlier is de allereerste om blad te krijgen; al in januari kunnen we nieuwe blaadjes aan een vlierstruik zien verschijnen. Bij vorstweer zullen die terug bevriezen, maar de vlier maakt gewoon nieuwe blaadjes aan.

In maart zag ik al meidoorn, vogelkers en kardinaalsmuts in pril blad staan.

De sleedoorn

Na de bomen en struiken die zich voortplanten door middel van katjes (zie verslag van maart 2025) is de sleedoorn de eerste struik die 'echte' bloemen krijgt met kroon- en kelkblaadjes.

De sleedoorn wordt een 'naaktbloeier' genoemd omdat de bloemen bloeien op kale, naakte takken voordat de bladeren uitlopen. Ik noem hem de 'aprildoorn' waarvan de bloei gevolgd wordt door de meidoorn en verder door de 'junidoorn', namelijk de hondsroos, die echter geen doorns heeft maar wel stekels (zie verslag september 2024). Bij deze laatste twee volgt de bloei na het ontluiken van de blaadjes.

In de herfst draagt de sleedoorn blauw berijpte, kleine pruimpjes die een wrange smaak hebben. Na een periode van nachtvorst worden ze zoeter en kunnen ze geoogst worden en verwerkt tot likeur, wijn en confituur. Ook de vogels lusten dan de pruimpjes. 'Slee' is een oude benaming voor 'wrang smaken'. Je vindt dit woord ook terug in Slavische talen als 'Slivovitsj' hetgeen een sterke drank is op basis van pruimen. Voor ze gecultiveerd werden hadden wilde pruimen dus een wrange smaak.

Ik kwam het eerst in contact met sleedoornjenever lang geleden toen ik nog regelmatig ging wandelen in de Voerstreek waar dit drankje in lokale herbergen geschonken werd als streekproduct.

In het boek 'Voeren' van Guido Sweron vind je een recept voor 'e voerdrupke mit sjlieëkreke' zoals deze jenever in het plaatselijk Limburgs dialect genoemd wordt:

Neem een donkerglazige literfles. Vul die voor een derde met sleedoornpruimpjes, geplukt op het ogenblik dat de eerste vorst rijp op de weilanden en houtwallen heeft getoverd. Giet daarop een derde zware jenever van minstens 36° en voeg daar een derde fijne suiker aan toe. Dek de fles af met stevig, dubbel gevouwen 'boterpapier' en zet ze op een koele, duistere plaats, waar je ze drie maanden laat staan. Schud de fles dan enkele malen en laat ze opnieuw enkele maanden rusten. Serveer dan een koel bodempje in een cognacglas. Gezondheid!

Thuis maken we al 3 jaar sleedoornjenever van sleedoornpruimpjes uit de Koeheide. Op het internet zijn verschillende recepten hiervoor te vinden.

Sleedoornstruiken hebben ondergrondse uitlopers waardoor ze snel een dicht struweel kunnen vormen dat beschutting biedt voor talrijke dieren en nestelplaats voor zangvogels. In het verleden werd sleedoorn samen met meidoorn vaak aangeplant als veekering, maar dit gebruik is verleden tijd door opkomst van de prikkeldraad.

Het narrentasje of hongerpruim

Afbeelding
Narrentasje (Taphrina pruni)

Hilde Geeraerts
https://waarnemingen.be/photos/90737085/

Dit is een zeldzame paddenstoel die we vorig jaar in de lente gevonden hebben op een sleedoornstruik in het kader van de paddenstoeleninventarisatie op de Koeheide.

Het is een ascomyceet of zakjeszwam, wat wil zeggen dat de sporen, meestal per 8, in het hymenium of kiemvlies aangemaakt worden in microscopisch kleine asci of zakjes. Deze vondst verruimde onze blik op wat we algemeen als paddenstoel beschouwen, namelijk een gesteeld vruchtlichaam waarboven een hoed.

Hij behoort tot de familie van de Heksenbezems of Taphrinales. De best bekende vertegenwoordiger van deze familie is de berkenheksenbezem, een parasiet die een wildgroei van kleine takken veroorzaakt bij berken, vanwaar de naam 'heksenbezem' komt.

Het narrentasje (de etymologie van de naam blijft mij onbekend) is een in het voorjaar en in de zomer verschijnende parasiet op aan de boom hangende vruchten van pruim, vogelkers en sleedoorn (allemaal familie van elkaar).

Deze zwam vormt misvormde, meestal langwerpige, vaak vervormde vruchten die vanbinnen hol zijn. Aanvankelijk zijn ze lichtgroen en glad, daarna verschrompelen ze en zijn ze grijs gekleurd.

De aangetaste vruchten vallen vroegtijdig af zonder rijp te worden. Vandaar waarschijnlijk de tweede naam van deze zwam, de 'hongerpruim'. Als de pruimen afvallen zonder rijp te worden blijft men inderdaad op zijn honger zitten.

Waarom de sleedoorn witte bloemen heeft - een modern sprookje door Els Baars

Lang geleden had de sleedoorn slechts onopvallende bloempjes. Dat vond de struik geen ramp want de mensen waardeerden hem toch vanwege zijn gezonde blauwpaarse vruchten in de herfst.

Op een dag, bijna 2000 jaar geleden, kreeg een Romeinse soldaat de opdracht doorntakken te verzamelen. Hij moest een kroon maken voor de gevangengenomen Jezus die op de berg Golgotha nabij Jeruzalem gekruisigd zou worden. Deze soldaat was gewelddadig van aard en hij zocht de scherpste takken uit. Nadat hij takken met gemene stekels van de roos en de braam had verzameld, ontdekte hij een struik met hele lange scherpe punten, de sleedoorn. Deze lange doornen zouden Jezus het meeste kwellen.

Toen de veroordeelde op de bewuste vrijdag over de weg werd voortgeduwd, ontdekte de sleedoorn dat in de kroon die Jezus droeg ook takken van zijn struik verwerkt waren. Ontdaan boog hij zijn takken en besloot uit schaamte voortaan niet meer te bloeien. Onafgebroken bad de struik tot de hemel om vergeving voor zijn vreselijke bijdrage aan de doornenkroon.

Op een avond hoorde de sleedoorn een stem die liefdevol tot hem sprak: “Beste sleedoorn, jouw takken in de doornenkroon van mijn Zoon zijn niet jouw schuld. Jij kon niet weglopen. De werkelijke schuldige is de soldaat die jouw takken misbruikte om er een wrede kroon van te maken. Jou treft geen blaam. Om je onschuld aan de hele wereld duidelijk te maken zal je voortaan in het voorjaar als eerste struik bloeien met grote heldere bloemen. Die bloemen zullen wit zijn, want wit is de kleur van de onschuld. Na iedere winter zullen de mensen uitkijken naar jouw bloemen, die het einde betekenen van de donkere winterdagen en een vroege bode zijn van de lente, van een nieuw vruchtbaar seizoen.”

Sinds die dag bloeit de sleedoorn met witte bloemen op zijn verder kale takken . Vroeg in het voorjaar worden de wegen geflankeerd door witte hagen met bloeiende sleedoorns en worden parken en bosranden gesierd door de hoge witte struiken die het kale landschap opvrolijken.

- © Els Baars, Natuurverhalen.nl

Hoe vlinders de winter doorkomen

In het vorige verslag van maart 2025 vermeldde ik dat er al 3 soorten vlinders gezien waren in dit vroege voorjaar op de Koeheide: de gehakkelde aurelia, de dagpauwoog en de citroenvlinder. Deze overwinteren alle als volwassen vlinder of imago. De winter is een tijd dat de meeste insecten en dus ook de vlinders niet actief zijn. De lage temperatuur en het gebrek aan voedsel maken dat ze in winterrust gaan. Hoe ze dat doen is per soort verschillend.

Naast overwinteren als imago zijn nog andere strategieën om de winter door te komen: als ei, als rups, als pop en tenslotte vlinders die het hier in de winter helemaal te bar vinden en wegtrekken naar het zuiden, de trekvlinders dus. Ik bespreek elke groep met voorbeelden van vlinders die ooit op de Koeheide aangetroffen zijn.

Overwinteren als ei

Afbeelding
Sleedoornpage

Diane Appels
Afbeelding
Zwartsprietdikkopje (Thymelicus lineola)

Emile Kimman
https://waarnemingen.be/photos/99013097/

 

 

 

 

 

 

Eén van de ei-overwinteraars is de sleedoornpage. Deze heb ik al uitgebreid besproken in mijn verslag van september 2024. Deze vlinder leeft vrij verborgen en om te onderzoeken of deze vlinder in een gebied aanwezig is, zoekt men de eitjes in de winter. De sleedoornpage vliegt in de zomer en nazomer. De eitjes worden dan afgezet op sleedoorn, de waardplant waarop de rupsen gespecialiseerd zijn. De rupsen komen pas in het voorjaar tevoorschijn, tussen eind maart en begin april. Dat is het moment dat de nieuwe blaadjes verschijnen en die zijn dan lekker mals, voedselrijk en hebben nog niet teveel afweerstoffen. De sleedoornstruiken zijn een veilige plek om te overwinteren, want de eitjes zitten op het hout.

Dat geldt niet voor een andere ei-overwinteraar, het zwartsprietdikkopje. Deze vliegt ook in de zomer en de vrouwtjes zetten de eitjes af in de schacht van diverse grassen. De eitjes blijven de hele winter in dat gras zitten en ook hier komen de rupsen er in het voorjaar uit om van de verse, ontluikende grassprietjes te eten. Deze plek is echter veel minder veilig. Veel gras wordt immers in het najaar ofwel gemaaid ofwel door vee afgegraasd. Ze kunnen alleen overleven op plekken waar in ieder geval een deel van het gras in de winter blijft staan. Het is dus belangrijk om gefaseerd te maaien om deze vlindersoort te behouden.

Overwinteren als rups

Afbeelding
Kleine vuurvlinder (Lycaena phlaeas)

Jan Waumans
https://waarnemingen.be/photos/113567429/

De kleine vuurvlinder overwintert als rups. Het is een soort van open, vrij droge gebieden zoals schrale graslanden in een zanderige omgeving. Hij vliegt van april tot oktober in twee tot drie generaties en legt haar eitjes meestal op schapenzuring, soms op veldzuring, de waardplanten van de rupsen. Beide planten zijn op de Koeheide ruimschoots aanwezig.

Omdat een dun laagje van de onderkant van het blad door de rups wordt weggevreten zijn de bezette bladeren van bovenaf goed herkenbaar als doorzichtige 'raampjes'. De rups overwintert half volgroeid in de strooisellaag onder de waardplant.

Alle soorten die als rups overwinteren zijn bestand tegen vorst. Ze maken antivries aan zodat de vitale delen intact blijven.

Overwinteren als pop

Afbeelding

Diane Appels
Afbeelding
Gordelpop oranjetipje (Anthocharis cardamines)

Robin Van Heghe
https://waarnemingen.be/photos/111599456/

 

 

 

 

 

 

 

 

Bekende vlinders die als pop de winter doorbrengen zijn de koolwitjes: groot en klein koolwitje en klein geaderd witje. Een ander lid van de witjesfamilie dat als pop overwintert is het oranjetipje. Het mannetje heeft de typische oranje gekleurde vleugelpunten, terwijl het vrouwtje meer egaal wit gekleurd is en kan verward worden met een klein koolwitje.

Dit is een echte lentevlinder die vliegt van april tot mei in vochtige hooilanden en zonnige ruigtes langs bosranden waar de waardplanten van de rupsen groeien. Meestal is dat pinksterbloem, maar ook look-zonder-look of andere kruisbloemigen. Om te verpoppen zoeken de rupsen hogere vegetatie op zoals struiken en bomen om zich daar als zogenaamde 'gordelpop' op te hangen. Een gordelpop wordt door een gesponnen draad halverwege het poplichaam overeind gehouden. Deze pop lijkt sprekend op een bruingekleurde stekel en is goed gecamoufleerd.

Overwinteren als imago

Vlinders die als imago de winter doorbrengen zijn in het vroege voorjaar als allereerste te zien. Dat is logisch, want ze hoeven alleen nog maar uit hun winterslaap te komen, op te warmen en ze kunnen rondvliegen.

In de winter hebben ze hun metabolisme op een heel laag niveau gebracht, vocht uit hun lichaam verwijderd en antivries aangemaakt. Zolang het koud blijft werkt dat prima, maar als er midden in de winter warme dagen zijn met een zonnetje erbij, dan komen ze in de problemen. Ze ontwaken te vroeg uit hun winterslaap en dat kost enorm veel energie, die ze niet terug kunnen opladen omdat er nog geen bloemen in bloei staan die ze als voedselbron kunnen gebruiken. Als het vervolgens weer koud wordt, moeten ze terug in winterslaap. Dat betekent dat ze uitgeput geraken en het voorjaar niet halen. Door klimaatverandering zien we veel zachte winters en wordt dit probleem alleen maar groter.

Afbeelding
Vlinder - Citroenvlinder - Dieder Plu

Dieder Plu

De zon is van groot belang voor deze vroege vliegers, want ze hebben een optimale lichaamstemperatuur van zo'n 30 graden nodig om te kunnen vliegen en dat is het natuurlijk bijlange na niet. Maar bij 13 graden en volle zon gebruiken ze hun vleugels als zonnecollectoren en hebben ze binnen de minuut de gewenste temperatuur bereikt. Je kan ze in het voorjaar dan ook op speciale plekken zien zonnen zoals droge grassen en bladeren of andere reflecterende oppervlakten. Deze geven veel meer warmte af dan groene planten.

In het verslag van maart 2025 werd gezegd dat er al een citroenvlinder gezien was. Die overwintert inderdaad als imago in struiken en houtstapels. Het mannetje is prachtig citroenkleurig; het vrouwtje is veel bleker en kan zelfs bijna wit overkomen en kan dan verward worden met een koolwitje. De citroenvlinder heeft evenwel duidelijk gepunte vleugeltoppen.

Trekvlinders

Sommige vlinders vinden de winterse omstandigheden in onze contreien helemaal te bar om, in welke gedaante dan ook, hier te overwinteren. Ze trekken als imago naar het zuiden; het zijn de trekvlinders. Best gekend zijn de atalanta, die naar Noord-Afrika vliegt en de distelvlinder, de kampioen van de lange afstandsvliegers, die zelfs dwars over de Sahara vliegt tot in zuidelijk Afrika. Dat kost enorm veel energie. Deze vlinders hebben 2 strategieën om hieraan tegemoet te komen.

In het najaar kan je ze in grote aantallen vinden op afgevallen, overrijp fruit om hier de broodnodige suikers op te doen als reservevoedsel voor de lange tocht. Ook planten die laat op het jaar nectar produceren, zoals bloeiende klimop, dragen bij aan hun energiereserve. Bovendien vliegen ze, vaak in groep, op grote hoogte - soms wel op 1000 meter hoog - omdat daar minder luchtweerstand is. Ze maken gebruik van een goede windrichting om zich te laten meedrijven. Als deze onderweg stilvalt kunnen ze dagen wachten op een nieuwe gunstige wind.

De vlinders die hier vertrekken zijn niet dezelfde als diegene die het volgende jaar in de voorzomer terug aankomen. Het zijn hun nakomelingen: ze paren immers in het zuiden, leggen eieren en sterven dan.

Afbeelding
Vlinder Atalanta - waarnemingen - Leo Janssen

waarnemingen - Leo Janssen
Afbeelding

Francois Van Bauwel