Vogels

De buizerd is een middelgrote tot grote roofvogel, uit de familie van de havikachtigen. Hoewel hij vrij algemeen voorkomt in België, zorgt hij toch vaak voor verwarring. Het is namelijk de meest variabele van onze roofvogels, zijn Franse naam buse variable doet hem dan ook alle eer aan.

De ekster is met zijn zwart-wit verenkleed en zeer lange, groenglanzende staart een onmiskenbare vogel. De ekster bouwt vaak overdekte nesten.

Die kievit is met zijn kenmerkende roep, zijn acrobatische baltsvluchten en zijn fraaie kuif een opmerkelijke weide- en akkervogel.

De kramsvogel is een forse lijster met een grijze kop en een roodbruine mantel.

Putters herken je onmiddellijk: hun vuurrood gezicht, zwart-witte kop, inktzwarte vleugels en gele strepen zijn een streling voor het oog. Je treft deze kleurrijke verschijning vaak vrolijk kwetterend aan op distels. Vandaar hun andere naam: distelvink.

De rietgors is een middelgrote gors. Gorzen lijken een beetje op vinken maar hebben een langere staart. In de zomer is het mannetje gemakkelijk te herkennen aan zijn opvallend zwarte kopkap en witte halsband, die samensmelt met een witte snorstreep. Hij heeft bovenaan rosbruin met duidelijke donker en lichte streping. In de winter verdwijnt de zwarte kopkleur.

Het smelleken is de kleinste valkensoort en ook de kleinste Europese dagroofvogel.

De tjiftjaf is een kleine, bruingroenige zangvogel. Hij zingt zijn eigen naam en is een typische lentebode.