Overzicht

De hermelijn is een klein, slank roofdier dat behendig jaagt in graslanden en bosranden. In de winter kan hij een witte vacht krijgen, waardoor hij minder opvalt in de sneeuw.

De hooiwagens zijn een verzamelnaam voor een orde geleedpotige dieren binnen de spinachtigen. Hooiwagens zijn dus geen echte spinnen.

De ingekorven vleermuis is een zuidelijke soort die je eerder op warme plaatsen tegenkomt. Daarom komt ze in Vlaanderen maar weinig voor. Je herkent haar aan haar wollige vacht. De vleermuis dankt haar naam aan een ‘inkerving’in het oor.

De julikever is een kever met een opvallende vlektekening. Je ziet de soort tijdens de zomermaanden van eind juni tot augustus in Vlaanderen.

De junikever lijkt sterk op de meikever, maar is kleiner. Hij is lichtbruin en volledig bedekt met lichte haren. De dekschilden zijn doorschijnend waardoor de opgevouwen achtervleugels eronder zichtbaar zijn. De larven worden engerlingen genoemd, net zoals bij de meikever.

De meest voorkomende en gemakkelijkst herkenbare boleet is de kastanjeboleet. Deze soort is niet zo kieskeurig en is zowel bij loof- als bij naaldbomen te vinden en stoort zich niet aan de dikke strooisellaag die tegenwoordig door een teveel aan stikstof in de meeste bossen te vinden is.

De keep is de noordelijke tegenhanger van onze vink. Met zijn oranje borst en vleugeltekening is deze zangvogel een opvallende winterse verschijning.

De kerkuil is met zijn hartvormige gezicht en gitzwarte ogen één van de meest opvallende uilensoorten.