Overzicht

De boomkruiper is een kleine vogel, die wat wegheeft van een kleine, bruine muis die met schokjes langs de ruwe boomschors naar omhoog klautert, op zoek naar insecten en spinnen.

De broeikasspin werd lang geleden vanuit het zuiden bij ons ingevoerd. Ze heet zo omdat ze in onze streken heel lang alleen maar in serres werd gevonden. Tegenwoordig ontdek je haar ook regelmatig in openlucht. Af en toe wordt ze ook aangetroffen in compostvaten en dat is niet zo verwonderlijk. Compost geeft namelijk warmte af en het krioelt er van de insecten.

Een typische bewoner van de bovenkant van dichte hagen, is de gewone doolhofspin. Je treft haar ook aan op andere planten en soms zelfs vlak boven de bodem.

De gierzwaluw is geen zangvogel en is in feite dus geen echte zwaluw, hij is meer verwant aan de kolibries uit Amerika. In de zomermaanden laat hij zich opmerken door zijn snelle vliegwerk en typische geluid.

De grootste van onze huisspinsoorten is de grote huisspin. Huisspinnen maken zogenaamde "matwebben", matachtige horizontale spinsels zonder kleefstof.

Een oorspronkelijk zuidelijke spinnensoort die je bij ons vrijwel altijd in huis aantreft, is de grote trilspin. Deze extreem langbenige spin weeft een ietwat slordig web met niet-kleverige draden die kriskras door elkaar en in alle richtingen lopen.

De heggenmus is een van de meest voorkomende broedvogels, maar bij velen toch onbekend. Dat komt door zijn verborgen bestaan in en onder struiken en heggen. Heggenmussen vliegen niet vaak en scharrelen vooral over de grond om voedsel te zoeken.

De meervleermuis is erg zeldzaam. Hij is groot en herkenbaar aan de opvallende neusknobbels en grote voeten. De meervleermuis is een echt nachtdier en jaagt vooral boven stilstaand water. Hier heeft het zijn naam aan te danken.