Overzicht

De Bechsteins vleermuis is zeer herkenbaar aan zijn lange oren. Daarom wordt hij ook wel langoorvleermuis genoemd.

De boomkikker is een heel herkenbare kleine, gladde, grasgroene kikker, met een donkere streep die zijn buik en rug scheidt. Hij heeft een stompe kop en slanke achterpoten. De vingers en tenen van de boomkikker hebben zuignapachtige hechtschijfjes.

De bosvleermuis is een middelgrote vleermuis met een lange tweekleurige vacht. Hij valt op door zijn snelle en behendige vliegkunsten.

De Brandts vleermuis komt over heel Europa voor, maar is in Vlaanderen een zeldzame verschijning. De soort lijkt zo sterk op de gewone baardvleermuis dat ze lange tijd als één soort werden beschouwd.

Qua uitzicht lijkt de grauwe gors wat op een uit de kluiten gewassen veldleeuwerik. En daar stopt de vergelijking niet: net als de veldleeuwerik is ook de grauwe gors een sterk bedreigde akkervogel. Door intensivering van landbouw verdwijnt deze al onopvallende vogel stilaan van de Vlaamse akkers.

De poelkikker is de kleinste soort van het groene kikkercomplex (Pelophylax esculenta synklepton).

De veldleeuwerik staat bekend om zijn zangvlucht. Hij vliegt al zingend naar grote hoogtes, vliegt daar even rond en daalt daarna fladderend af.

De vroedmeesterpad is een vrij kleine pad, ongeveer 5 cm lang, met korte poten. Deze pad heeft een grijze tot bruingrijze kleur en een wrattige huid. De ogen hebben een verticale pupil. Bij de vroedmeesterpadden staan de mannetjes in voor de broedzorg.